top of page

BIOLOGIE OP ZIJN JOODS

Een 'verlaat' Rosj Hasjana artikel dat ook op Sjabbat Bereesjiet actueel is:


Een beetje trots mag ik wel zijn. Op de broedmachine die ik heb ontworpen. Milieuvriendelijk, energie besparend, geheel gebaseerd op natuurlijke processen.

Waarom een broedmachine ontworpen? Omdat er één voor één vijfendertig (!) eieren worden aangeleverd, met een gewicht elk van zo’n half pond, die ongeveer zeven weken nodig hebben om uit te komen. Daarbij moet een exacte temperatuur van 33 graden Celsius worden aangehouden. Een graad te veel of te weinig is voor het broedsel funest.

Eerst graaf ik een kuil van ongeveer drie meter doorsnede en een diepte van anderhalve meter. Dan zoek ik natte bladeren en gras en hark ik die zorgvuldig in de kuil. Later zullen die bladeren en dat gras gaan rotten en dat bacteriële rottingsproces levert veel warmte op.

Door de voorraad elke dag om te wroeten houd ik de hele zaak goed luchtig en kan overtollige warmte ontwijken. Zo zorg ik voor de vereiste temperatuur van 33 graden. Pas dan kunnen de eieren worden binnengebracht.

Ik let heel nauwkeurig op de juiste temperatuur. Daarom graaf ik in het voorjaar ’s morgens vroeg ontluchtigingskanalen, waardoor de ’s nachts noodzakelijke gistingswarmte die overdag overbodig en zelfs gevaarlijk is, kan ontwijken. Die luchtgaten stop ik ’s avonds weer dicht.

Als het ’s zomers te heet wordt, bedek ik het broedapparaat met een dikke laag grond – soms wel een meter – die ik van tevoren heb aangevoerd.

Is het overdag nog heter dan haal ik ’s morgens vroeg flinke hoeveelheden zand naar buiten en spreid die vlak naast de broedmachine op de grond uit om ze te laten afkoelen. Vóór de zon opkomt, breng ik het afgekoelde zand weer naar binnen.

In de herfst haal ik om een uur of tien de zandbedekking op enkele centimeters na weg. De middagwarmte kan dan de broedmachine binnendringen. Met het oog op de koude nacht spreid ik midden op de dag grote voorraden zand uit, die door de zon worden verwarmd. Dat zand breng ik in de loop van de middag in de broedmachine, als een soort kachel. Een slim bedachte broedmachine waar ik echt wel trots op mag zijn!


U vraagt zich misschien af hoe ik de precieze temperatuur van 33 graden Celsius aanhoud? Om die vraag te beantwoorden moet ik eerst vertellen wie die ‘ik’, uitvinder van de beschreven broedmachine, eigenlijk is. Deze ‘ik’ is niet de schrijver van dit artikel. Deze ‘ik’ is de grootpoothoen, levend in de Australische woestijn.

Professor Anthonie Stolk vertelt dat deze grootpoothoen temperatuurschommelingen van fracties van één graad constateert door een paar minuten zijn snavel in de broedheuvel te steken en die vol zand terug te trekken. Door langs beide kanten van zijn snavel het zand naar buiten te laten lopen meet hij de temperatuur met behulp van tong en / of gehemelte.


Nu de vraag: is dit broedgedrag van de grootpoothoen door toeval tot stand gekomen? Vanzelf in zijn hersenen ontstaan? Blindelings in het DNA van deze vogel terechtgekomen?

Of is hier sprake van een ontwerp, een Intelligent Design?


Dezelfde vraag stel ik bij het lezen van een studie die werd uitgevoerd aan de universiteit van Cardiff: ‘Een vier dagen oude baby kan verschillende talen onderscheiden. Het kind prent zich al in de moederbuik het ritme in van de taal van zijn moeder.’ Toeval of ontwerp?


Op de achterpagina van het door Ten Have uitgegeven boek ‘Schitterend Ongeluk of Sporen van Ontwerp – over toeval en doelgerichtheid in de evolutie’ over Intelligent Design schrijft professor J.H.van Bemmel, hoogleraar medische informatica en oud-rector magnificus Erasmus Universiteit Rotterdam: ‘Wie zelf ontwerpt staat perplex van de complexiteit van de schepping. Je wordt stil van het aanpassingsvermogen van het leven, de transport - en herstelmechanismen van de cel, de opslag en verwerking van informatie in de hersenen. Wie bedenkt zoiets prachtigs?!’


En een citaat uit de inleiding op dit door topwetenschappers geschreven boek: ‘In dit boek schetsen we een beeld van onze wereld waarin duidelijk wordt dat we op een groot aantal fundamentele vragen geen antwoord hebben. Het beeld dat we schetsen geeft aan dat het buitengewoon moeilijk of misschien wel onmogelijk is om te blijven geloven dat alles zomaar toevallig ontstaan is.’


Andere publicaties over dit onderwerp zijn bijvoorbeeld te vinden in ‘Challenge’, uitgegeven door Feldheim en in het Israelische tijdschrift B’or Hatorah (www.borhatorah.org) onder redactie van professor Herman Branover van de universiteit van Beersjewa.


Van mijn kant wil ik nog enkele opmerkingen toevoegen:

- het gaat bij deze niet om de vraag “Bijbel of Evolutie”, maar om de vraag, zoals de subtitel van het bovengenoemde boek luidt: “toeval of doelgerichtheid in de evolutie”. De Bijbel laten wij bij deze benadering er even buiten

- er zijn ook andere overwegingen die de mens tot G’dsgeloof, tot het aanvaarden van het bestaan van een Hogere Macht kunnen brengen

- evolutie sluit het bestaan van G’d niet uit

- de G’dsvoorstelling van veel evolutionisten is schokkend primitief. Joodse filosofie, in het bijzonder zoals uitgelegd in Chassidische publicaties, zou hen dat schokkend doen inzien

- opvallend mist men in (school)boeken over evolutie moderne inzichten uit de theoretische fysica omtrent Tijd en Ruimte en de wezenlijke aard der dingen. Het paradigma van veel evolutionisten is dikwijls nog heel erg negentiende eeuws

- Schoolboeken over biologie moeten updated worden. Voor de Joodse dagscholen: biologie op zijn Joods

- is er leven op Mars? Leven is veel meer dan alleen een stoffelijk fysiologisch verschijnsel

- in de paleo-antropologie gaat men ervan uit dat er een relatie bestaat tussen herseninhoud en intelligentie. Hebt u mijn hoofd wel eens gezien? Nou dan!


Tenslotte enkele citaten uit het door AMBO uitgegeven boek ‘G’d en de wetenschap’ - een aanrader -, waarin de vooraanstaande Franse filosoof Jean Guitton en de astrofysici Igor en Grichka Bogdanov aan het woord komen:

* ‘Heisenberg heeft als eerste begrepen dat de complementariteit tussen de materie- en de golftoestand definitief een einde maakt aan de cartesiaanse dualiteit tussen geest en materie: beide zijn complementaire elementen van één en dezelfde werkelijkheid.

* Wellicht is het daar, in het diepste van het vreemde van de kwantumtheorie, dat onze menselijke geesten, en de geest van het bovenzinnelijk wezen dat wij G’d noemen, elkaar ontmoeten.

* Wanneer wij de gedachte aanvaarden dat het universum een geheime boodschap is, dan moeten wij de vraag stellen wie deze boodschap heeft opgesteld.’


Die vraag stellen wij op Rosj Hasjana. Voor onszelf, voor het Joodse volk, voor de gehele mensheid. En elke keer weer in de gebeden van deze twee verheven dagen bidden wij: “Moge alles dat tot stand is gebracht beseffen dat U het tot stand hebt gebracht; moge alles wat is gevormd begrijpen dat U het hebt gevormd. Moge ieder bezield wezen verklaren dat U Heerser bent over de wereld en Uw Heerschappij aanvaarden.” Biologie op zijn Joods!

bottom of page