ARD’S PERSOONLIJKE BIG BANG Voor haar, voor Beeldschoontje, was daarmee de kous af.
Maar niet voor Ard. Want de eerst zo zelfverzekerde Ard heeft een blauwtje gelopen. Au, au!
Ard heeft zich in het nu lege klaslokaal teruggetrokken. Even op adem komen na deze persoonlijke Big Bang. Even tot rust komen. Het verstand laten heersen over het gevoel.
Dat kan. Hij heeft daar eens over gehoord bij een interessante en diepgaande lezing over her Chassidisme.
Het verstand aan het werk zetten dus. Afkoelen, afkoelen; de emoties de baas worden. Niet meer aan Beeldschoontje denken.
Ard zoekt in de computer naar dat bewuste artikel over de Oerknal. En hij leest: ‘In den beginne was er slechts één natuurkracht. Vlak ná de Oerknal, terwijl het heelal afkoelde, splitste deze kracht zich.’
Ard laat de woorden tot zich doordringen. Schematisch maakt hij enkele vragende aantekeningen:
In den beginne. Waardoor is dat begin begonnen? Was er iets vóór het begin? Maar dan is het begin geen begin…
was er slechts één natuurkracht. Een natuurkracht moet ergens op inwerken. Maar er was nog niets!
terwijl het heelal. Was er al een heelal? Waar kwam dat heelal dan vandaan?
Wat het heelal betreft zegt men dat het sinds de Oerknal steeds uitdijt. Maar waarin dijt het dan uit? In zichzelf?
afkoelde. Waardoor koelde het heelal af? Afkoeling vindt plaats als het omgevende koeler is. Maar een omgeving was er niet.
splitste deze kracht zich. Maar is het niet zo dat voor dat splitsen een andere kracht nodig is? Maar die was er nog niet…
Vragen, vragen, vragen. Ard staart voor zich uit. Juist zijn zelfverzekerdheid anders maakt dat hij zich nu extra onzeker voelt.
Het is op dat moment dat ik Ard in dat lege lokaal, helemaal alleen, zie zitten. Elsje heeft mij over het gebeuren met Beeldschoontje verteld. Het komt tot een gesprek. Ard laat mij zijn aantekeningen zien.
‘Hebt u een antwoord?’ ‘Lees maar wat ik mijn boek ‘VORST ONTDOOIT’ op bladzijde 44 heb geschreven. Ik laat hem de tekst van een artikel lezen, geschreven door professor Jastrov, een van de kopstukken van de NASA:
‘Er doet zich een merkwaardig verschijnsel voor op Cape Kennedy. Steeds meer wetenschappers hier komen tot de conclusie dat er een Opperwezen móét bestaan.
Het verschijnsel irriteert ons eigenlijk. Wij zijn immers wetenschappers; groot gebracht met de idee dat wij alles kunnen doorgronden. En indien niet nu, dan later wel. Maar de theorie van de Big Bang heeft ons, natuurkundigen, geconfronteerd met een muur waartegen wij opbotsen; waar doorheen wij niet kunnen redeneren.’
Ard: ‘Heel bijzonder. Hoe besluit Jastrov zijn artikel?’ ‘Lees maar en verbaas je!’ “Wij hebben de bergen der wetenschap beklommen. Steeds hoger en hoger. Nog slechts enkele rotsblokken scheiden ons van de top. En als wij ten slotte boven arriveren, vinden wij daar de filosofen die er al eeuwen vertoeven.’”
‘Verbazend?’
Ard zwijgt stil. Kijkt voor zich uit. Ik voor mij, wacht zijn reactie af. Die komt, aarzelend, schuchter:
‘Uit alles van wat ik van u eerder heb gehoord en op grond van wat u mij nu hebt laten lezen, moet ik concluderen, dat het méér waarschijnlijk dan onwaarschijnlijk is dat er een Hogere Macht bestaat. Je móét wel aannemen dat er een Allereerste Oorzaak was.’
‘Is,’
voeg ik daaraan toe. ‘Niet alleen was, maar ook is. Daar praten wij een andere keer over. Niet nu.’
Ik kijk naar Ard. Zie zijn emotie. Dan, verontschuldigend, zegt hij:
‘Neemt u mij alstublieft niet kwalijk hoe ik mij tegenover u eerder heb gedragen. Betweterig. Brutaal. Opstandig.’
Dan lachend: ‘Ik denk dat ik vandaag voor de tweede keer een Big Bang heb geïncasseerd. Maar nu een positieve!’
‘Overtuigd?’
‘Nou, een beetje wel en een beetje niet. Ik heb nog héél wat vragen.’
Ik voel het. Het is voor iedereen altijd moeilijk en zeker voor zo’n zelfverzekerd type als Ard, om toe te geven. Ook, omdat het toegeven dat er een Hogere Macht bestaat, waarschijnlijk zoveel konsekwenties met zich mee zal brengen: ‘Dat moet! En dat mag niet meer!’
‘Wij spreken elkaar nog nader, Ard. Bye!’ neem ik afscheid.
‘Graag. Ook u bye! Ik vond het een fijn gesprek.’
Comments