top of page

JAAPJE MISSCHIEN EN DE JIDDISCHE TIJDMASJIEN

Jaapje Misschien.

Een rare naam? Misschien wel.

Maar niet iedereen kan nu eenmaal Cohen of Polak heten. Ge­lukkig maar.

Jaapje Misschien dus. Of liever: Jaap. Want hij was dan mis­schien met z'n één meter drieëndertig niet de langste van zijn klas, hij was toch echt al dertien jaar. Barmitswa en dus (zoals dat in Nederland zo merkwaardig wordt genoemd) kerkelijk meerderjarig.

Hij had toch echt de hele sidra in sjoel gelezen, alles uit de Tora wat er die Sjabbat aan de beurt was.

En hij had toch echt, net als al die andere barmitswa-jongens en batmitswa-meisjes de smaak van het Jodendom, van Tora en van Traditie, te pakken gekregen. Hij was joods-volwassen geworden. En ieder zou het weten.

Dus moest het voortaan Jaap zijn. En geen Jaapje meer.

En zeker geen Japie. Waar zijn klasgenoten hem vaak mee plaagden: "Wil Japie een koppie koffie?"

"Ja," had hij totnogtoe steeds geantwoord. "Jaapje wil een kopje kofje..."

Voortaan zou hij antwoorden: "Ja, Jaap, wil een kop kof. Ha­ha!"


Jaap dus. Geen Japie. Dat was duidelijk.

En ook geen Jaapje. Dat bleef alleen zijn moeder zeggen: "Jaapje." Want dat vond ze zo lief klinken: "Jaapje. Knul. Knulletje. Kleintje."

Want klein was hij voor z'n leeftijd. Één meter drieëndertig, zoals gezegd.

"Trek het je niet aan, Jaapje," zei zijn moeder vaak. "Ook Napoleon was klein. En die heeft het in zijn leven toch heel ver gebracht!"

"Ik ben geen vechtersbaas," antwoordde onze held dan. "En ik voel er ook niets voor om naar het eiland Elbe te worden verbannen!"


Daar had je het weer. Die slordigheid van Jaap om namen verkeerd te onthouden. Elba heette het eiland en niet Elbe. Zoals het ook Nieuwpoort was waar in 1600 slag werd gele­verd. En niet Nieuwspoort zoals Jaap beweerde.

Ook bij de Cito-toets had Jaap van die verkeerde antwoorden gegeven. De beroemdste dichter van Nederland had hij Joost van de Vondeling genoemd. Met zijn collega in Engeland. Sjaak Spier. En Herman te Gortig had, wist Jaap, het gedicht "Mij" geschre­ven. Over zichzelf, waarschijnlijk.

Andere beroemde dichters hadden volgens Jaap De Genesis geheten. Kees Punt. Vadertje Katzman. Gido Gezellig.

De beroemdste schilders van Nederland waren Rembrand (de t aan het eind had Jaap vergeten) en Vincent van Gaal (in plaats van Van Gogh) geweest. En verder Gerard Douwe Egberts, Paultje Potter en Frans Halsema.

En in Frankrijk had je (alweer volgens onze Jaap) de in paarse kleuren schilderende Suzanne gehad. De impresario Bizarro. Monet, Manet en Renault. En de man van de kubussen had Pablo Incasso geheten.

"En wie zegt dat ik geen gelijk heb?" had Jaap, toch wel fel, geantwoord. Want men had hem op z'n fouten gewezen. "Misschien hebben jullie allemaal ongelijk!"


En zo was Jaapje Misschien er toe gekomen een tijdmachine te bouwen. Om terug te gaan in de tijd. Dan kon hij Vondeling, Sjaak Spier, Renault, Incasso en al die anderen persoonlijk gaan vragen voortaan hun naam te gaan schrijven zoals hij, Jaap, dacht dat het was. En zo zou hij altijd gelijk hebben.

Kan het leven mooier zijn?

Nee, toch?!


***


Al bouwend aan zijn tijdmachine was Jaap een beetje tot andere gedachten gekomen. Het leek hem bij nader inzien eigenlijk veel interessanter verder in de tijd terug te gaan. Méér dan vijftig, honderd, tweehonderd jaar.

Waarom zou hij zich bijvoorbeeld niet laten terugflitsen naar het tijdperk van de dinosau­russen? Hij zou video-opnamen kunnen maken. En wie weet, misschien kon hij een dinosaurus­je meenemen naar het heden. Zouden zijn vrienden van opkij­ken. Reken maar!

En dus had onze Jaap genoeg eten en drinken ingekocht voor een reis van tweehonderd miljoen jaar het verleden in. En genoeg stripboeken en puzzelblaadjes voor onderweg. Want voor zover hij de Rivaliteitstheorie van Jan Steen (hij bedoelde de Relativiteitsthe­o­rie van Einstein) had begrepen, zou de tijdreis waarschijnlijk wel even duren.

Jaap rekende uit: honderd jaar per seconde. Dus zesduizend jaar per minuut. Dat was dan driehonderdzestigduizend jaar per uur. Dat wil zeggen acht miljoen en zeshonderd­veer­tigduizend jaar per etmaal. Het betekende dat hij voor de tocht van twee­honderd miljoen jaar terug in de tijd ruim drieëntwintig dagen nodig zou hebben. Alsjeblieft! Gewoon duizelingwekkend. En beangstigend ...


"Ik bevestig een mezoeza aan de deur van de tijdmachine," besloot Jaap. "Dat geeft hoop ik een wat rustiger gevoel."

En bij het Joods Service Centre van Nederland, Jad Achat, had onze Jaap een kosjere mezoeza gekocht, met de tekst, op perkament geschreven, door een sofeer-schrijver gecontro­leerd. Zo hoorde dat.

"'t Is een jiddische tijdmasjien geworden," dacht onze held nadat hij het kokertje met de tekst erin aan de deurpost had bevestigd. "Een prettig gevoel!"

Zorgvuldig sloot hij de deur achter zich, controleerde (voor de zoveelste maal) alles wat er te controleren viel, keek nog even ten afscheid naar buiten ("dag, onvoltooid verleden tijd!"), toetste 200.000.000 (een twee en acht nullen!) in op de digitale tijdschaal, drukte op de knop "verleden" en wachtte af.

Zou de jiddische tijdmasjien werken?


Plotseling voelde Jaap zich opgenomen. Er ging een zoef door hem heen. De reis was begonnen! Terug naar het verleden! Nog ruim drieëntwintig dagen en hij, Jaap (niet Jaapje of Japie, maar Jaap) Misschien, zou, als eerste mens op aarde, met Dino en Dina Saurus kennismaken!

"Even de ogen sluiten nu. Dan wat eten en drinken. Daarna een stripboek of een kruiswoordpuzzel." Dacht Jaap.

Maar hé, wat gebeurde daar?!

Opnieuw voelde Jaap een zoef. Terwijl er nog geen minuut voorbij was gegaan sinds de start. De tijdmachine stond stil!

Was er iets misgegaan?

Jaap probeerde het opnieuw. Nog een keer drukte hij op dezelf­de toetsen. Een twee en acht nullen. Verleden. Maar er gebeur­de niets. "Wat nu?" vroeg onze held zich af. "Was de Rivali­teitstheorie misschien niet op jiddische tijd van toepassing?!"

Teleurgesteld gespte Jaapje (hij voelde zich nu echt weer een beetje klein) zijn veilig­heidsriem los, stond op uit zijn tijdstoel, opende de deur en...


***


Minutenlang bleef Jaap sprakeloos kijken. Hij zag een wereld zo mooi, zo mooi! Een vrede, een rust, een gevoel van zalig­heid zoals hij nog nooit had geproefd.

"Waar ben ik?" vroeg hij zich af. "Wat is het, wat ik hier zie? Is dit alles echt, reëel, van onze wereld? Of is dit een droom?"

Voorzichtig stapte hij uit de tijdmachine. Hij durfde zijn voeten bijna niet op de grond neer te zetten. Om maar niets te bescha­digen. Zo gaaf en mooi was alles.

Hij zag bomen, heel hoog en heel anders. Als een tropisch woud. Metershoge varens. Meterslange lianen. Prachtige bloemen. Met schitterende kleuren en verrukkelijke geuren. Vlinders en bijen zoemden en zongen. Het gras wuifde met zoete muziek.

En daar, en daar ...

Jaap zag een man, zo bijzonder, zo bijzonder! Jaaps hart stond bijna stil van opgewon­denheid. Maar ook van angst. "Waar was hij?" vroeg hij zich opnieuw af. "En wie was die man?!"

"Welkom, welkom," klonk het. "Baroech haba! Fijn dat je, zo kort na de Schepping al, een kijkje komt nemen in het Paradijs."

Jaap kon geen woord uitbrengen. "Paradijs? Hier op aarde? Even na de Schepping? En... en... zou deze man dan Adam zijn?"

"Inderdaad," raadde de man Jaaps gedachten. "Ik ben Adam, de eerste mens. In het paradijs. Zojuist door G.d geschapen."


Jaapje Misschien moest het allemaal even verwerken. Het was dan ook niet niks wat hij meemaakte. Eerst een reis naar het verleden. En dan niet bij de dinosaurussen terecht­komen, maar in het Paradijs. Bij Adam. Net na de Schepping.


"Hebt u verstand van tijdmachines?" wilde Jaap aan de eerste mens vragen. Maar hij kreeg er geen gelegenheid toe. Want juist op dat moment zag en hoorde hij hoe Adam de hele wereld naar zich toe riep: alle dieren, vissen, vogels. Alle bo­men, bloemen, planten. Zon, maan en sterren. En toen al het gescha­pene zich rond Adam had verza­meld, dichtbij en veraf, riep Adam hen, heel indringend en vol overtuiging, toe: "Komt, laten wij ons neerwerpen en buigen. Laten wij knielen voor G.d Die onze Maker is. Bo'oe nisj'tagawè wenig'ra'a, niv'rega lifnee Hasjeem Oseenoe!"

Jaap voelde zich op dat moment zoals hij zich nog nooit had gevoeld. Het was zo onvoorstelbaar mooi en zacht. Lieflijk en heerlijk. Het was alsof hijzelf een stuk muziek was geworden, temidden van klanken en akkoorden die al het geschapene doortrokken. "O, dit vast te houden... dit nimmer los te la­ten!" hoopte Jaap.

"Wat is deze muziek die ik voel?" vroeg hij aan Adam. "Deze muziek waarvan ik ben doortrokken en waaruit ik nu besta?"

"Het is G.ddelijke straling die door je heen gaat. Het is het Woord van G.d waarmee alles tot stand is gekomen. Eigenlijk ìs alles het Woord van G.d. En dat is, wat jij, Jaapje Misschien, nu zo heerlijk, innerlijk en rondom, voelt."

Jaapje begreep eigenlijk niet alles zo goed. Maar hij voelde wel dat alles waar was wat Adam hem uitlegde.

"Ga maar terug naar je eigen tijd, Jaap. Als je nog vragen hebt, kan je altijd terugko­men. En die vragen, die heb je. Dat weet ik. Je wilt weten waarom je niet bij de dinosaurussen terecht bent gekomen. Zoals je dat uit de lessen op school hebt begre­pen. Je vraagt je af hoe oud de bomen zijn die je nu ziet. Ze zijn net geschapen en hebben toch al zo en zo veel jaarringen. Je ziet mij als een volwassen man, terwijl ook ik nog maar enkele momenten besta. Vragen, vragen, vragen. Op al die vragen," stelde Adam onze Jaap gerust, "bestaan antwoorden. Ik wil ze je graag geven. Maar niet nu."

"Waarom niet?" wilde Jaapje weten. "Zulke belangrijke vragen en dan geen antwoor­den krijgen?"

"Nu is het belangrijkste dat jij, Jaap Misschien, aan iedereen gaat uitleggen wat je hier hebt gezien en gehoord. Vertel hoe heerlijk het is, spiritueel, om je opgenomen te voelen in de G.ddelijke straling. Van binnen en rondom. Zoals jij dat hebt gevoeld!"

Jaap knikte.

"Als je er voor zorgt," vervolgde Adam, "dat de hele wereld en iedereen G.d als Maker aanvaardt zoals jij dat nu hier hebt meegemaakt, dan gaat het vast en zeker op aarde een goed en zoet jaar worden!"


***


Na hartelijk van Adam afscheid te hebben genomen keerde Jaap naar de plek waar hij uit de jiddische tijdmasjien was gestapt, terug. Alles was nog intact. Natuurlijk. Instap­pen dus en wegwezen.

Jaap toetste "Van Eden naar heden" in en even snel als hij eruit was verdwenen, arriveerde hij weer in de tegenwoordige tijd.


Alle gebeurtenissen, alles wat hij had meegemaakt en vooral de boodschap "Komt, laten wij ons neerwerpen en buigen. Laten wij knielen voor G.d Die onze Maker is," maakte Jaap bekend.

Hij schreef er ook nog een gedicht bij. Om duidelijk te maken hoe sterk wij G.d nodig hebben. Dat het zonder Hem gewoon niet goed gáát.

Dit is het gedicht dat Jaapje schreef:


Rosj Hasjana -

het nieuwe jaar

gaat binnenkort beginnen;

ontsluit het hart!

ontsluit het hoofd!

laat goede wensen binnen.


Goed en zoet

voor iedereen,

dat zo een jaar mag komen;

maar tastbaar dan!

concreet en echt!

en niet beperkt tot dromen.


O, G.d, grijp in!

de wereld wacht!

wij kunnen het niet klaren;

de mensheid faalt,

men wacht en draalt

en weet geen koers te varen.


De mensheid dacht:

"Wij doen het zèlf!

-G.d laten wij er buiten-

geen honger meer,

geen ziekte, strijd,

slechts vrede gaan wij sluiten!"


Wij zien nu in

hoe arrogant

wij jaren, jaren dachten;

berouw en spijt,

in ned'righeid

dat wij op U nu wachten.


Wij vragen U,

o, lieve G.d,

vervul toch onze wensen;

doen wij ons best

U doet de rest

en zegent alle mensen!

Comments


bottom of page