Het was Sjabbat-ochtend. Een paar jaar geleden. De dienst in de sjoel-synagoge was begonnen.
Het was mijn beurt de Tora-tekst van die Sjabbat zuiver zingend voor te lezen. Daarom besloot ik nog even gauw een glaasje water te drinken. In de zaal achter de eigenlijke sjoel-gebedsruimte.
Mocht dat eigenlijk wel, zo midden tijdens de dienst?
Ja, dat mocht. Ik was nog niet zo ver met mijn tefillot-gebeden gekomen, dat ik daarvoor deze niet zou mogen onderbreken. Dat zou pas na het gebed Baroeg Sjè’amar het geval zijn.
Dus schonk ik mij dat glaasje water in. En zei verontschuldigend en verklarend tegen een daar aanwezige: ‘Ik ben nog vóór Baroeg Sjè’amar!’
Teruglopend dacht ik geschrokken: ‘Wat heb ik daar nou gezegd? Dat ik nog vóór Baroeg Sjè’amar ben. Dat ik nog vóór ‘G.d zei en daarmee kwam de wereld tot stand’ – want dat betekenen die woorden - ben. Oftewel, dat ik er al ben en dat pas daarna de wereld tot stand komt!’
*******************
Het is een paar jaar later opnieuw Sjabbat-ochtend. Enkele 5VWO-ers zijn met mij meegekomen naar de sjoel-synagoge. Ook Elsje. En zelfs Ard.
Leuk om de VWO-ers over mijn Scheppings-schrik van toen te vertellen. Na de dienst. En na het Kiddoesj-gebeuren met het glaasje wijn en het plakje cake. En na wat er verder wordt aangeboden.
Wij gaan met elkaar aan een tafeltje zitten. En ik citeer:
‘Ba’asara ma’amarot niw’ra ha’olam. In tien gezegden is de wereld geschapen.’
Dat is een tekst uit de Misjna – de later opgeschreven tekst van de Mondelinge Tora-leer. Die tekst wil zeggen dat G.d de wereld schiep door het uitspreken van tien gezegden.
‘Op grond waarvan wordt dat in die Mondelinge Leer gesteld? Hoe komen ze daar nou aan?’
Het is Ard die dit vraagt. (Wie anders?)
Ik: ‘Omdat er in het begin van de Tora, in de beschrijving van de Schepping, steeds opnieuw staat: ‘Wajomèr Ellokiem – G.d zei.’
‘En de vraag wordt gesteld wat dat ‘G.d zei’ eigenlijk betekent? Oftewel, anders gezegd, waarom gaf G.d aan Mosje-Mozes de opdracht de Schepping met ‘G.d zei’ weer te geven? Er was immers nog niets en niemand tegen wie/wat kon worden gesproken!
Ard: ‘Goeie vraag. Nou nog wel een goed antwoord…!’
Ik: ‘G.d laat ons weten dat de wereld het ‘woord’ van G.d is!’
‘Nou, en?’ Nog steeds Ard.
‘Dat wil o.a. zeggen: zoals een woord alléén bestaat zolang het woord wordt uitgesproken, zo bestaat de wereld alléén zolang G.d Zijn woorden van de Schepping blijft uitspreken! Schepping is dus niet een eenmalig gebeuren – dat zo en zoveel jaren geleden plaatsvond – maar een voortdurend proces. Een aanhoudend, ononderbroken gebeuren.’
‘Wonderlijk! Fascinerend!’ klinkt het. Daarover is VWO het eens. Zelfs Ard!
*************************************
Toch leest Ard – voor alle zekerheid mij controlerend! – gauw de vertaling van het eerste hoofdstuk van de Tora – en dus van Tenach/de Bijbel - door. Hij telt. En roept dan triomfantelijk uit: ‘Het zijn er geen tien! Er staat niet tien keer ‘G.d zei’! Slechts negen keer! Dus klopt uw verhaal niet. Ha!’
Ik zie Elsje schrikken. Gelukkig, ze blijft in mij geloven. Ze zegt het wel niet, maar ik zie het in haar – mooie – ogen. Maar ik zie ook dat de andere VWO-ers door Ard wel aan het twijfelen zijn gebracht.
‘Konden de Misjna- geleerden niet tellen?!’
‘Natuurlijk wel.’
‘Maar waarom telden en stelden zij dan tien als het maar negen zijn?’
‘Goede vraag. Maar niet origineel. Want die vraag stelden de Gemara-Talmoed-geleerden ook. Al vijftien eeuwen geleden.’
‘En wat was hun antwoord?’
Zij kwamen met een verrassend antwoord. Namelijk: dat de eerste zin van de Tora óók een G.ddelijk gezegde is. En dus zijn het er negen plus één - dat was toen ook - tien.’
Ik haal opgelucht adem. Probleem opgelost.
Probleem opgelost?
‘Een verrassend antwoord? Een vreemd antwoord.’ Het is weer Ard.
Als die eerste zin ook een gezegde is, dan vraagt Ard zich af waarom er dan niet ook gewoon staat, zoals de andere negen keer: ‘En G.d zei: laat er een hemel en een aarde zijn’.
‘Graag uw antwoord.’
Het antwoord dat ik de leerlingen geef, is gebaseerd op wat ik in de filosofisch-mystieke leer van het Chassidoet-Chassidisme daarover vond. Ik leg uit dat het Hebreeuwse woord ‘omeer/ ma’amar’ niet alleen zeggen/gezegde betekent, maar ook willen/denken. De eerste zin - de openingszin van de Tora/Tenach/Bijbel - is een wils-gedachte: ‘In het begin dácht G.d hemel en aarde.’
‘Nou, en?’
‘Dat snap ik niet!’
‘Kunt u dat ons wat duidelijker uitleggen?’
Verschillende reacties dus. Ik zal dieper op het onderwerp moeten ingaan.
Maar ik zie: het glaasje wijn is leeg. De cake is op. Wat nu?
‘Jongens, meisjes, beste VWO-ers. Een idee! Ik nodig jullie uit voor de Sjabbat-ochtend maaltijd bij mij thuis. Kunnen jullie kennismaken met mijn vrouw en onze kinderen. Daar praten wij dan verder.’
Comments